dinsdag 24 april 2007

Hoofdstuk 5

Ik ben 's middags op de bank in slaap gevallen. Zou ze nog bellen? Ik hoop het. Maar het hoeft ook weer niet echt. Als ze niet belt is het ook oké. Ik mag haar graag, maar verliefd? Het loopt tegen vijven. Vrijdagmiddag. Rond deze tijd gaat zij naar Frankrijk, een vakantie van twee weken. Ik ben opmerkelijk rustig. Ik zou haar nog wel een keer goed willen vasthouden en tegen haar willen zeggen: “Ga, geniet, maak het jezelf niet te moeilijk. Maar kom wel terug en laat ons dan samen na je vakantie ontdekken wat we voor elkaar betekenen.”

Waarom is zij helemaal alleen op vakantie gegaan? Heeft zij het allemaal van te voren gepland? Waarom was er geen Chablan voor haar?
Vragen waar ik nooit een antwoord op zal krijgen. Haar deur is voor eeuwig gesloten. Een mysterie dat ik niet ontrafelen kan. De gedachten er aan maken mij verdrietig, doen mijn hart bloeden. Haar energie vloeit verder mee met het water, voor haar aardse leven was deze energie niet voldoende meer.

Ik wil haar niet achterna. Daarom zal ik er in slagen mijn energie niet te verspillen aan mijn treurigheid. Als mij dit lukt, zal ik de kostbare schat in blauwe, groene of bruine ogen ontdekken. Maar nu, kijkend naar mijzelf, zie ik een gezicht van droefheid. Dit gezicht is niet in staat de wereld van geluk achter de ogen van een nieuwe geliefde te zien. Wanneer stoppen mijn periodes van depressies? Wanneer ontmoet ik mijzelf in de bron van Chablan? Ik moet er hard aan werken opdat deze bron, de bron van elk leven en elke dood, mij een heel ander zal laten zijn. Met het zelfde water moet het mij lukken de smurrie weg te spoelen.
Iets in mij weet dat ik ooit weer van mijzelf ga houden. Iets in mij weet dat ik weer liefde zal vinden. Alleen dit weten leidt mij naar de apologie van mijn voortbestaan. Ik wil niet doodgaan zonder deze liefde gekend te hebben. Geef mij mijn leven terug en laat mij intens geluk gewaarworden.

Ik wil ophouden met de angst voor liefde, voor leven, voor geluk. Ik wil stoppen met het najagen van kortstondige mazzeltjes, vluchtige aandacht en nauwelijks gemeende liefkozingen. Het zijn slechts flirts als sublimatie van oprechte liefde. Ik wil terug naar het echte leven, waar ik in jou ben en jij in mij. Ik wil stoppen met deze niet hechting, gemotiveerd vanuit valse soevereiniteit. Ik wil dit solitaire leven, als bedrieglijk ratio voor autonomie, niet meer.

Haar storm is gaan liggen. De zelfde storm die mij vleugels gaf, mij optilde, mij ronddraaide, mij op tilde, mij neer smeet. Zij ruikt de geuren van het gras, de bomen, de bloemen, het fruit om zich heen niet meer. Ergens hier zweeft nog een vleugje van haar geur, een schijnsel van haar licht. Ik voel me weer sterker worden, terug komen in een onoverwinnelijke zomer. Dit gevoel wil ik vast houden, ik laat mij daarbij door mijn vrienden helpen als het me niet alleen lukt. Waarom heeft zij geen hulp aanvaard? Lag er in haar niet ook een onoverwinnelijke zomer verborgen?

Voorzichtig denk ik aan de toekomst? Ga ik weer een studie oppakken? Wat ga ik met mijn creativiteit doen? Opnieuw evenementen en allerlei festiviteiten opzetten. Een boek schrijven? Ga ik muziek maken, percussie spelen? Blijft salsa nog minstens vier jaar swingen?
Wie wordt aan mijn zijde getuige van al dit moois?.

Ik moet terug naar de bron, ik wil nu echt herboren worden. Pas daarna, als de tijd gekomen is, wil ik in tevredenheid sterven.

Maar vooralsnog ging ik niet terug naar de bron. Levend stierf ik in het verleden. Ik daalde steeds weer verder af naar vroeger. Vroeger toen alles beter was. Mijn gouden eeuw. Ik had leuke banen, ik kende leuke liefdes, ik ontmoette boeiende personen. Allerlei festiviteiten en evenementen organiseerde ik. Altijd met iets nieuws, met iets bijzonders bezig. In een grote club werkte ik samen met Mike. Een Afro Canadian, weggeplukt uit een club in een Europese hoofdstad om samen met ons het bedrijf waar ik werkte tot een groot succes te maken. Mike en ik konden goed met elkaar overweg, we begrepen elkaar. In ons concept voelde ik mij thuis: wees creatief, op zijn tijd brutaal, flirt met je collega’s en je klanten, werk hard, maar maak vooral plezier met iedereen om je heen. En het werd een succes.
Naar mijn bazen toe was ik soms te creatief, te brutaal. Ik moest uit gaan kijken naar ander werk.

Mike had mij aangestoken met zijn buitenlandse verhalen, ervaringen die ik nog niet kende, zijn rondreizen over de wereld. Ik wist dat ik mijn nieuwe thuis en mijn werk elders in de wereld zou zoeken. Misschien niet zo ver weg en spectaculair als Mike, maar ik moest en zou weg uit dit landje Een half jaar later begon ik in Griekenland aan een totaal nieuwe fase in mijn leven. Een leven, vol energie, elan en lef, dat mij uiteindelijk even spectaculair naar meerdere continenten bracht.

Bijna een decennium leefde en werkte ik buiten Nederland. Ik deed waar ik ook was ongecompliceerd mijn ding. Waarom ik na bijna tien jaar terug kwam is helder. Waarom ik niet weer opnieuw vertrok ligt ingewikkelder. Ik kende in die periode vele hoogtepunten en vele teleurstellingen. Deze teleurstellingen waren in die tijd altijd weer de opmaat voor een volgende climax. Ik opende in Griekenland een zaak, ging er ook weer bijna failliet. Trouwde en scheidde, maar hield daar mooie herinneringen en een zoon aan over. Vertrok naar West Africa, had er een relatie met een Duitse en keerde met haar weer terug naar Griekenland. Op weg naar Griekenland maakte ik een lange tussenstop in Azië. Overal scheen de zon, overal lachten de mensen. Horizonten waren vergezichten die je vertelden dat er een andere wereld, waard om ontdekt te worden, achter lag.

Terug in Nederland vond ik mijn draai niet. Voelde me een kosmopoliet en globetrotter. Ik ging hier weg toen dit land nog wereldfaam genoot als tolerant naar mensen uit andere landen, gastvrij naar vreemdelingen. Wat ik hier nu voelde was xenofobie. In Griekenland had ik het woord ‘xenos’ heel anders beleefd: vreemdeling die te gast is. Nu is hier geen plaats voor mensen die de hele wereld als hun vaderland beschouwen, geen plaats voor wereldburgers.

Ik begreep het niet. De zon was meestentijds verdwenen achter een wolkensluier, de mensen lachten weinig, horizonten lagen onzichtbaar verscholen achter hoge bebouwingen. Langzaam verdween ook in mij mijn zomer.

Lichtpunten in deze duisternis vormden de tijden die ik doorbracht met mijn zoon. Trots vertelde hij op school over zijn vakanties met zijn moeder bij mij in Griekenland en in West Africa. Net zo trots vertelde hij zijn klasgenootjes over zijn nieuwe vakanties alleen met mij in Frankrijk. De donkere winter die de plaats van mijn zomer had ingenomen maakte weer voorzichtig ruimte voor een nieuwe lente. Voorbode voor de zomer die komen ging. Maar alles liep anders. Aan alles kwam een eind.

Alles. Duitse Nati koos voor een leven zonder mij. Mijn ouder stierven kort na elkaar. Mijn banen waren niet mijn onrust en depressiviteit bestendig. De moeder van mijn zoon besloot in haar onbegrijpelijke wijsheid dat er een einde moest komen aan de fijne vader – zoon relatie. Waarom maak ik geen einde aan mijn eigen leven?

Zij deed het wel. Een sprong in de diepte, een sprong in het water. Iedereen in vertwijfeling en rouw achterlatend. En haar kinderen dan? Deze vraag vermengt zich steeds met mijn verlangen naar de dood. En mijn zoon dan?
Geen lente meer, laat staan een zomer die komen gaat. Duisternis en vrieskou.

Op de kalender loopt de winter ten einde. Diep in mij blijft het kil en grauw. Ik lijd weer mijn oude pijnen. Liefdes die geen liefdes zijn. Liefdes die onbereikbaar blijken. Mijn zoon die zich na een ogenschijnlijke korte opleving opnieuw van mij lijkt af te keren. Dankzij zijn moeder.

Ik kom haar tegen in het café. Ik was niet zo in haar geïnteresseerd, zijzelf leek ook niet echt aanwezig. Desondanks wisselen we wat woorden. Ze haalt drankjes voor haar vriendin en voor Simon. Ook voor mij bestelt ze een biertje. Wat later gaan we met z’n vieren een kroeg verder op. Daar haal ik de drankjes. Zij gaat naar de dansvloer, ik loop met haar mee, We swingen, tegenover elkaar. Zij kijkt me geen moment aan. Toch, of juist daarom, vind ik het prettig om te zien hoe zij danst. Voor de rest vind ik er niets prettig. Ik was al geen half jaar meer in deze tent geweest. Nog steeds dezelfde dj die in dezelfde volgorde dezelfde muziek draait. Ik had niets met de rest van het publiek. Ik wilde eigenlijk wel weer weg. Welke reden de anderen hadden om te willen vertrekken weet ik niet. Interesseerde mij ook niet. Maar gezamenlijk gaan we weer terug.

Simon en haar vriendin zijn in een diep gesprek verwikkeld. Wij beginnen ook maar met elkaar te praten. Hoe we op het onderwerp komen herinner ik mij niet. Maar het gaat over kinderen, haar werk en mijn problemen met mijn zoon. Het is zakelijk, maar het klikt. Roza geeft me haar privé gsm nummer om haar na het weekend op haar werk zakelijk te bellen. Ze heeft op het werk informatie die mij misschien kan helpen mij en mijn zoon weer bij elkaar te brengen. Tegen sluitingstijd verlaten we de kroeg. Ik loop nog een stukje met haar mee en neem dan met een kusje afscheid.

Mijn weekend verloopt verder gezapig, ik denk af en toe aan mijn zoon, ik denk af en toe aan haar. Heel diep in mij voel ik tekens van een aanstormende zomer.