vrijdag 30 maart 2007

Zij in Mij - Hoofdstuk 4

DEEL 2


HITTE
VERKOELING
GEBORGENHEID


Ik zie jullie beiden naar binnen komen. Jouw vriendin
enthousiast reagerend naar de haar bekende. Jij zit er
wat stilletjes bij, in dat hoekje. Jij bent met andere
dingen bezig. Zij is degene die de aandacht trekt. Haar
decolleté speelt daarbij ook zeker een rol.
Ik zie jou ook slechts vanuit mijn ooghoeken. Wie heeft
wie voor het eerst aangesproken? Dat weet ik niet meer.
Wel herinner ik mij jullie stoelendans, waardoor je naast
mij kwam te zitten. Beiden zwijgzaam.

Leuk om met jou op de dansvloer te staan. Voor de rest
vond ik het daar verschrikkelijk. Ik ben blij dat we weer
terug gaan naar waar we vandaan kwamen.

Wat hebben we toen staan kletsen, jouw prachtige stem,
iets in je ogen en je mooie kleine neusje. Daaromheen een
mysterieuze nevel. Ik vond je aantrekkelijk, maar dat was
het dan ook wel. Jij geeft mij jouw privé nummer voor een
zakelijk doel. Maar ook dat was het dan wel. Ik stuur je
een sms-je. Maar dat was het dan ook wel. Krijg later een
sms-je van je terug. Maar ook dat was het dan wel.

Tot jij mij belde. Daarna vele sms-jes, telefoontjes, mails.
Een nieuwe ontmoeting volgde.


Hoofdstuk 4

Ik had haar graag met mijn mooie woonplaats laten kennismaken, haar hier in de stad willen introduceren.
Ze zei nieuwsgierig te zijn naar wat ik er allemaal beleef, wie mijn vrienden zijn. Ze zal de stad en iedereen niet meer ‘live’ leren kennen. Ze was benieuwd naar mijn levensverhaal, naar mijn toekomstdromen. Het verhaal, mijn zinnen, de woorden kan ik niet meer met haar bespreken. Haar telefoon gaat niet meer over. Ik kon nog niet stoppen met deze gesprekken. Ik ben doorgegaan met praten, hardop in mijzelf. Mijn zinnen en woorden schrijf ik op papier. Ik zal het verhaal naar daarginds, naar haar opsturen. Zal mij dit mijn rust teruggeven? Heeft zij haar rust gevonden? Nu is het voor mij nog een grote draaikolk, een tropische storm die mij overal heen smijt.

In de tropen gaat de storm altijd voor de regen uit. Je zit buiten, geniet van wat er gebeurt, geniet van de mensen om je heen, je babbelt wat, je drinkt een colaatje, flesjes water staan op het tafeltje naast je. Het is absoluut windstil. En dan opeens zie je de lucht in de verte, kilometers verderop, gitzwart worden. Hier waar je bent is het licht heel bijzonder: intens, alle kleuren tegelijk, goud, purper, het zand van de weg hel rood, het verdorde gras om je heen wordt weer groen. Je weet het. Het gaat gebeuren. Een vreemde, enigszins opgewonden sensatie maakt zich meester over iedereen. Je kijkt nog eens naar die in en in zwarte lucht in de verte, je schat de afstand.
"Jongens, nog een minuut of tien, twaalf, een kwartier misschien, laten we opschieten".
De stoelen worden binnen gezet. Losse spullen om je heen ruim je op, ramen zet je vast. Laat maar komen. De wind zwelt aan. De gitzwarte lucht komt steeds dichterbij, het licht verandert met de minuut. En dan, toch nog heel plotseling, water: pijpenstelen, bakken, stortdouches. De storm, het water, de verkoeling, alles is zo overweldigend. Mensen lachen, houden elkaar vast. Heerlijk. Even later babbel je weer, drink je je colaatje, een zwart-wit stelletje zoent elkaar teder en ik denk aan mijn afspraak over een uurtje, vijftien kilometer verderop over een straks onbegaanbare weg het binnenland in. Jammer dan, ik trakteer op ijsjes, pak mijn celphone, wil afbellen, slechts een zoemend geluid aan mijn oor. Elektriciteit valt uit, gesputter en dan gebrom van noodgeneratoren om me heen. Ik geniet, ik lach.
En even snel als de storm opkwam trekt hij ook weer over. De lucht klaart op, de regen stopt. Met z'n allen snuiven we de frisse lucht op. Je ruikt het gras weer, de bomen, de bloemen, het fruit. De straat is als een zwembad. Zwarte kinderen springen met elkaar naakt rond in het water. Iedereen is vrolijk, actief. Wat een energie. Ook ik klim uit mijn draaikolk, ik krijg vleugels om te vliegen. Ik draai rond, ik vlieg, ik val, ik stijg weer op.

En zij? Haar draaikolk zoog mij mee, haar storm gaf mij vleugels. Nee, ik was niet bang om te verzuipen of om er af te vallen. Ik houd mijn hoofd wel boven water en ik kom wel weer met beide benen op de grond. Nu weet ik echter dat deze grond na haar nooit meer het zelfde zal zijn. De ene keer droog, stoffig zand, de andere keer vruchtbaar en nat. Maar steeds weer opnieuw zal ik het gras, de bomen, de bloemen en het fruit ruiken. Haar geur neem ik met me mee.

De aarde kleurt weer Afrikaansrood. De weg voert mij naar eindeloze verten. Ik geniet. Ik kijk uit over de droge savanne, het landschap is voor mij alleen. Ik verwonder mij over slechts een enkele baobabboom in dit overigens toch vruchtbare land. Ik passeer dorpjes, zie vrolijke zwarte, maar o zo kleurige mensen. Ik stop een keer, drink en eet wat, probeer een gesprekje in een voor mij totaal vreemde taal. Kinderen kijken verwonderd naar mij op, de echte durfal knijpt in mijn witte huid. Opgewonden lachend maken zij zich uit de voeten. Ook ik vervolg mijn reis. Nog een paar uur en dan lig ik tevreden voor mijn hutje aan het water van een of andere bolong met bomen om mij heen. De apen dansen van tak tot tak, springen, rennen, tollen rond. Tevreden val ik in slaap.

Haar storm is gaan liggen, haar draaikolk tot rust gekomen. En zij? Tot stof terug gekeerd? Was zij zo moe van het leven? Had zij geen vleugels meer, viel zij zo hard naar beneden en zoog de draaikolk haar zo diep naar onderen? Haar lichaam nu in de bodem terugkerend tot stof. Zal de wind haar stof op zijn vleugels meevoeren naar onzichtbare vertes? Ik hoop dat zij een plekje in de luwte vindt.

Salsa geeft mij energie, voert mij mee als een tropische storm. Maar deze storm neemt nu even af. Ik ben moe, ik wil stoppen, even rust, even niet dansen. Straks weer verder. Een stem trekt aan mij:
"Wil jij met mij dansen?"
Eigenlijk wil ik niet, dat wilde ik haar ook zeggen. Als ik dat haar gezegd zou hebben, had het niet vriendelijk geklonken. Ik wilde rust, ik had het toch even echt gehad? Haar stem, iets in haar ogen? Vragend, dwingend? Gevoelig, brutaal? Of toch alleen maar die alom aanwezige droefheid? Er gebeurt iets in mij, heel diep van binnen. Een ongekende rust. De stilte voor de storm? Of kondigde de dood zich reeds aan. Tegelijkertijd voelde ik ook die draaikolk, sensaties, orkaankracht. Donker, daarna licht. De geuren om mij heen, lachende mensen.
En wij dansen en dansen. Zij lacht, ik lach. Wij dansen heen en weer, draaien rond, stijgen op. Wat een vreugde, wat een plezier. De hele dansvloer lijkt voor ons alleen. We drinken ons colaatje, we babbelen wat.

Ik heb nog een halfuurtje, wil nog even iets dansen met Anouk, moet met de trein terug, heb straks een afspraak met Thijmen; een biertje in De Boze Fee, even swingen en flirten in Absoluut. Zeker geen one-night stands vanavond, maar wel nog redelijk op tijd naar bed. Slapen; morgen wordt een pittige dag: show time, 's middags eerst nog de laatste repetities..

"Nog één dansje? En dan moet ik gaan."
Zij lacht. Wij dansen een snelle salsa. Het nummer is afgelopen. Ik moet, maar wil niet weg.
"Bertho, jij blijft. Ik zorg wel dat jij straks veilig thuis komt."
Ik blijf, ik lach, wij dansen verder. Toch nog die one-night stand?
Na een poosje stoppen we. Ik loop alleen naar buiten. Pak mijn mobieltje. Tik een sms-je voor Thijmen:
"Ik heb de trein gemist, ik word versierd, dus je ziet me ff niet."

We lopen van de salsa naar haar auto, we kletsen wat over het dansen en de andere salseros. “Die jongen met wie jij danste, dat ging goed hè?”
“Jongen?” is haar verbaasde reactie, “wie bedoel je?”
“Die jongen, met dat lange haar en dat paarse T-shirt.
“Oh, die man, ja ik weet wie je bedoelt, danste goed Maar hij is geen jongen meer, ‘t is een man.”
“Jongen, man, wat maakt het uit.”
“Nee, je hebt jongens, zo tot eind twintig, dan krijg je de dertigers, mannen dus, daarna”, nu lachend, “heb je daarboven een categorie, nou ja, ‘onbestemd’ noem ik dat”
“Interessant, zo’n indeling, maar waarom ‘onbestemd’, wat moet ik me daarbij voorstellen?”
Serieus gaat zij in op mijn vraag: “Die mannen, als ze dan zo veertig worden, weet je het niet meer, sommigen blijven jong, anderen worden opeens oud.“
Ik reageer met een glimlach, maar houd mijn kaken op elkaar. We lopen nog een stukje door tot ze mij plotseling vraagt: “Hoe oud ben jij eigenlijk?”
Ik vertel haar mijn leeftijd. Ze stopt, houd mij aan mijn arm tegen, kijkt mij aan en zegt lachend: “Oké, ik heb het met jongens gedaan, met mannen, en waarom ook niet met onbestemd.”
Even weet ik het niet meer. Wat heb ik met jongere vrouwen, met meiden? Wat hebben zij met mij?
Bij haar thuis eet zij sandwiches met kaas, pindakaas en sambal. Zelf heb ik geen honger, wel dorst. We praten nog wat en rijden daarna naar mijn woonplaats. Die rit duurt veel te kort. En zo hard rijdt zij niet. We nemen afscheid. Geen one-night stand, we zoenen zelfs niet. Is dit toch het gevolg van mijn plaatsing in haar indeling in de ‘categorie onbestemd?’ Ik ben thuis, compleet wakker. Nog steeds dorst. Ik pak een blikje energizer. Stom, totaal hyper.
Tegen half zes val ik in slaap. Vijf uur later word ik wakker. Mijn lijf is moe, mijn geest is helder. Ik wil slapen, maar voel ook die power. Ik moet er uit, ik wil iets doen met die energie.
Ik maak een espresso, weer hyper, en ik eet een boterham met kaas, pindakaas en sambal. Ik lach.

Ik zoek mijn spullen bij elkaar. Poets mijn dansschoenen, Ik moet mijn kleding voor de showt nog strijken. Ik kijk op de klok; nog minder dan vijf uur en dan sta ik weer op de dansvloer. Ik weet zeker dat ik onze voetafdrukken in de vloer terug zal zien.

Mijn moeheid is helemaal weg. Ik voel mijn energie overal. Toch lukken de repetities voor de show niet echt. Ik kan boos worden, maar word het niet. Ik krijg de leiding. Nee, ik neem de leiding. We starten opnieuw. Weer fout. De shines lukken nu wel, de figuren ook. Het patroon is gevarieerd, een relatief langzaam begin met daarna in de dans flitsende versnellingen. Maar de synchroniciteit is weg, ieder danst voor zich. Spectaculair wel, maar zo niet de bedoeling.
"Oké, nog een keer. From the top.”
Muziek loopt. We kijken elkaar aan.
“Five, six, seven, eight.”

Two minutes to showtime. We bewegen ons de vloer op. We stellen ons tegenover elkaar op. De muziek start. De zenuwen zijn weg. Five, six seven eight.
We knallen. De show swingt, spettert. Anouk en ik lachen naar elkaar. Alles lukt. We kijken elkaar in de ogen, we vertragen en dan die ene maat waarin onze lichamen bevriezen. Arrogantie met een volledige overgave van Anouk. Ik hoor het publiek stil zijn. Anouk kijkt mij gepassioneerd aan. De dans gaat verder. We draaien samen, ik draai alleen, draai door, en nog een keer, tot ik niet verder kan. Onze gezichten heel dicht bij elkaar. Een halve maat rust. We hebben een smile naar elkaar. We zouden elkaar nu kunnen kussen. Verwacht het publiek dit ook? Net op tijd draai ik weer terug en terug.
Het publiek is wild. Wij vallen elkaar om de nek; blije en trotse dansers. Ik kan het gevoel niet onder woorden brengen. Wat een kick, wat een sensatie. We willen de dansvloer af, even alleen met onszelf zijn. Genieten. Maar het mag nog niet. We moeten blijven staan. Het applaus zwelt opnieuw aan. Dan mogen we 'eindelijk' weg. Fantastisch: ongeloof, trots, enthousiasme. Ik ben weer, of nog steeds, hyper. We lachen, we zijn gelukkig. Ik omhels Anouk. Haar vriendje kijkt onbewogen toe.

Geen opmerkingen: